starnieuws

Column: Gaat olie welvaart brengen?

26 Jul, 00:59
Iedereen weet inmiddels dat tegen 2028 de productie van olie in block 58 op gang komt die miljarden oliedollars gaat genereren voor ons land. Dat er 200.000 barrels per dag zullen worden geproduceerd met verwachte inkomsten rond de 16 -26 miljard dollar in 20 jaar tijd, is onderwerp van gesprek bij elke koffie, borrel, of verjaardag. En natuurlijk weet eenieder het beste hoe de oliedollars besteed moeten worden.

Echter, de maatschappelijke discussie hierover komt nog niet goed op gang: studenten schrijven nog geen opstellen of scripties hierover, de VES die meestal wel iets over alles te vertellen heeft, bereikt ook over dit onderwerp geen diepgang, noch heeft onze eigen universiteit wetenschappelijk werk hierover aangeboden aan de gemeenschap. Wij vinden het belangrijk, maar niet belangrijk genoeg?

President Chan Santokhi laat in elk geval geen gelegenheid aan zich voorbij gaan om zijn visie te geven over dit belangrijk maatschappelijk vraagstuk. Op de Suriname Energy, Oil & Gas Summit (SEOGS) van juni dit jaar zei hij bijv: "Onze visie voor de olie- en gasinkomstenstrategie is gericht op het gebruik van de gegenereerde rijkdom om duurzame economieën te creëren en de diversificatie van onze economie voor huidige en toekomstige generaties. De rijkdom van winningsindustrieën behoort toe aan het volk, niet aan regeringen, niet aan politici, niet aan politieke partijen of de particuliere sector." (vrij vertaald uit Engels).

Voor de directeur van Staatsolie Annand Jagessar is het ook menens. In de jaarrekening van 2023 van Staatsolie stelt hij: "Er zijn maar weinig landen in de wereld die sterk afhankelijk zijn van olie- en gasproductie en die de vloek van de hulpbronnen (resource curse) hebben kunnen vermijden. Een van de belangrijkste aspecten om de effecten te verzachten, is het hebben van een solide Sovereign Wealth and Stabilization Fund.'

Wat betekent dit allemaal?  Wat wordt bedoeld met de resource curse en waarom zou Suriname daaraan ten prooi kunnen vallen? Waarom is een Sovereign Wealth and Stabilization Fund een oplossing? Hoe gaat dat fonds functioneren en welke instituten gaan dit fonds beheren? Hoe zullen we ervoor zorgen dat de oliedollars zo gelijk mogelijk worden verdeeld tussen huidige- en toekomstige generaties,  zoals de president dat vaak oppert? Welke politieke leiders zijn het best voorbereid om prudent en verantwoordelijk om te gaan met de verwachte en begeerde oliedollars?

Wat leert de geschiedenis ons hierover? Zijn wij überhaupt comfortabel om dit alles over te laten aan politici, het parlement en werkarmen van de overheid? En zo groeit de lijst van vragen waarover de burgerij te weinig begeleiding krijgt en te weinig inspraak heeft.

In deze column alvast een korte introductie van het fenomeen resource curse. Deze term wordt veel gebruikt, maar academici zijn zeer verdeeld over het bestaan van een dergelijke vloek die wordt gebaseerd op de  waarneming dat: veel landen met een overvloed aan natuurlijke hulpbronnen over het algemeen een lagere economische groei of minder democratie hebben dan landen met minder natuurlijke hulpbronnen. Dit wordt gezien als een negatief effect van natuurlijke hulpbronnen op  economische groei en welvaart in het algemeen. Men noemt het daarom de  "vloek van natuurlijke hulpbronnen" of de "paradox van overvloed".

Een voorbeeld dichtbij huis is Venezuela waarover onderzoekers naar resource curse boeken vol hebben geschreven. Venezuela was een relatief welvarend land met een redelijk gediversifieerde economie voordat de oliehausse rond 1970 begon met stijgende olieprijzen.

De grafiek illustreert hoe het reële BBP van land zich heeft ontwikkeld sinds 1986:
Reële BBP Venezuela (in $ miljard)
 Bron: Statista

Het reële BBP per hoofd van de bevolking bedroeg ca. $ 3.380 in 1986. Met de bloei van de oliesector steeg dit inkomen sindsdien, bereikte een piek in 2012 van $12.688 per hoofd van de bevolking om vervolgens te dalen en staat vandaag de dag op bijna hetzelfde niveau als in 1986. Maar er gebeurde nog iets: terwijl het inkomen uit olie exposief steeg, kon het land met gemak grote schulden aangaan. In 1970 bedroeg de buitenlandse schuld nog geen $ 1.5 miljard, in 2021 was dat $ 193 miljard (bron Wereldbank) en de schuldratio staat heden ten dage op een hardnekkige 148% van het BBP.

Met de opkomst van olie kwamen ook de  overheidsuitgaven in hogere versnelling en politici beloofden meer gelijkheid in inkomen, armoedebestrijding en investeringen in diversificatie van de economie, infrastructuur etc. Toen de prijs van olie kelderde tussen 1980-1990, bleven de overtollige oliedollars weg en werd het lastig voor de  overheid om de sociale programma’s en subsidies te handhaven. De oplossing: leningen. In de jaren die volgden na 1990 bleef de olieprijs zeer volatiel en daarmee ook de overheidsinkomsten.

Om de ambitieuze plannen te blijven financieren werd steeds meer geleend. Grote problemen ontstonden met de dramatische instorting van de olieprijs van $100+ per barrel tot rond de $ 35 per barrel tussen 2014 en 2016: Venezuela kwam terecht in een economische crisis, hyperinflatie en er was zelfs sprake van tekorten aan basis levensbehoeften. Hier wordt verder niet ingegaan op economische sancties die de problemen verergerden.

Courtesy Sira Capital
Ajay Surjbalisingh


Advertentie