starnieuws

Het Recht: Berechting Hoefdraad is onvermijdelijk

14 Feb 2020, 03:46
Het verzoekschrift voor een strafrechtelijk onderzoek naar vermeende misdrijven gepleegd door de minister van Financiën, Gillmore Hoefdraad, afkomstig van de VHP-fractie in De Nationale Assemblee, heeft geresulteerd in een negatief besluit van het Openbaar Ministerie. De procureur-generaal (pg), mr. R. Baidjnath Panday, heeft naar aanleiding van het verzoek van de VHP-fractie tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek, geoordeeld dat minister Hoefdraad, gebaseerd op de  gewijzigde Wet op de Staatsschuld van 31 oktober 2019, geen strafbaar verwijt kan worden gemaakt. 

Stichting Centre for Public Affairs Suriname vindt, gegrond op de verplichting te erkennen, te vervullen, en het beschermen van de fundamentele grondrechten van de burgers van Suriname, het oordeel van de pg juridisch onhoudbaar. De pg oordeelde dat op grond van zijn onderzoek en daarbij ingewonnen advies van de Vereniging van Economisten Suriname, de overschrijding van het binnenlandse leningenplafond als bewezen verklaard kan worden aangemerkt. Echter, de gewijzigde Wet op de Staatsschuld verhinderd, naar het oordeel van de pg, dat minister Hoefdraad een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.  

Welnu, het oordeel van de pg is onrechtmatig omdat het gebaseerd is op een onrechtmatig tot stand gekomen gewijzigde Wet op de Staatsschuld. De pg maakt een juridische misstap, omdat bij de handhaving van een wettelijke bepaling hij altijd moet nagaan of de wetsbepaling wel of niet toepassing kan vinden. Door te oordelen dat de gewijzigde wet toestaat dat het geoorloofd is dat Hoefdraad de begrote uitgaven ook onbeperkt met geleend geld mag dekken, veronachtzaamd de pg de rechtmatigheid van de bepaling te hebben vastgesteld. 

De pg had de handelingen van DNA-leden en hun motiveringen zoals vastgelegd in de Memorie van Toelichting van de wet moeten verifiëren aan het nageleefd hebben van de algemene beginselen van behoorlijke wetgeving. Het nalaten van de verificatie van het nageleefd hebben van de wetgevingstoets geeft blijk van een onjuiste opvatting van het recht en is daardoor juridisch onhoudbaar. De handelwijze van De Nationale Assemblee en van de pg leidt tot de conclusie dat er sprake is van een dubbele onrechtmatigheid.

De relevante bepalingen van de Wet op de Staatsschuld waarop de pg een beroep doet, missen rechtsgeldig omdat bij de totstandkoming van de wet De Nationale Assemblee in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijke wetgeving. Erkennende dat DNA de discretionaire bevoegdheid tot het maken van wetten heeft, vereist ook de erkenning dat DNA gehouden is de vereiste wetgevingstoetsen na te leven. Uit het aangehecht artikel blijkt dat de DNA-leden in het kader van het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel verzuimd hebben de toetsen te plegen en dat bij een consciëntieuze uitvoering van de toetsen zij nooit de wetswijzigingen van de wet zouden hebben doorgevoerd. 
Indien een zaak over de rechtmatigheid van een wetsbepaling bij de rechter aanhangig wordt gemaakt en waarbij sprake is van strijdigheid met de formele beginselen van behoorlijk bestuur, dan volgt de rechterlijke beslissing dat de regeling geen rechtswerking heeft gebaseerd op het oordeel dat het niet verenigbaar c.q. in strijd is met fundamentele grondrechten.

Het wetgevingsproces kennende en de ontstane gebreken bij de totstandkoming van de gewijzigde wet legitimeert dat de VHP-fractie voldoende gronden heeft bezwaar te maken tegen het besluit van de pg. Dat kan door een zogenaamd artikel 4-procedure (artikel 4 van het Wetboek van Strafvordering) bij het Hof van Justitie aanhangig te maken om een rechterlijk bevel tot strafrechtelijke vervolging van minister Hoefdraad te verkrijgen.

Vermeldenswaard is dat thans bij het Hof van Justitie een soortgelijke procedure tegen minister Hoefdraad en tegen ex-minister Adeline Wijnerman lopende is. Dit proces is gebaseerd op een aangifte, klacht en verzoek tot strafrechtelijke vervolging afkomstig van Maisha Neus én waarbij dit dossier door mij is opgesteld en eveneens door mij in rechte wordt bepleit. Ook in dit proces wordt ten aanzien van het oordeel van de pg het verwijt tegengeworpen een onjuiste opvatting van het geldende recht getoond te hebben. 

De feiten en omstandigheden laten overduidelijk zien dat De Nationale Assemblee, de regering van Suriname en het Openbaar Ministerie falen aan de burgers van Suriname rechtsbescherming te bieden. Dit falen rechtvaardigt te stellen dat Suriname als een ‘failed State’ kan worden aangemerkt. Immers, het overgrote deel van de Trias Politica, het gescheiden machtssysteem van het democratische rechtsbestel, is disfunctioneel wat betreft het erkennen, vervullen en beschermen van de belangen van de burgers van Suriname. Per vandaag is de Staat Suriname failliet…! 
Wanneer de genoemde staatsorganen falen de gevraagde rechtsbescherming te bieden dan heeft de burger het recht een beroep op rechtsbescherming te doen bij de rechterlijke macht. Dat recht geldt onverkort voor elke parlementariër, en daarom spreek ik de verwachting uit dat de VHP-fractie binnenkort een artikel 4-procedure bij het Hof van Justitie zal opstarten.

Voor een nadere onderbouwing van de onrechtmatigheid van de relevante wetsbepalingen uit de gewijzigde Wet op de Staatsschuld van 2019 en van de onrechtmatigheid van het besluit van de pg wordt verwezen naar aangehecht artikel.

Anand Biharie
Stichting CPAS
pdf-icon.gif 5Febr2020_Belsuit_PG_Niet_Vervolging_Minister_Hoefdraad_nav_Verzoek_VHP.pdf     pdf-icon.gif Febr2020_Het_Recht_-_Berechting_Hoefdraad_is_onvermijdelijk-1.pdf    

Advertentie

Friday 26 April
Thursday 25 April
Wednesday 24 April