starnieuws

Bij het gouden jubileum ministerie van Arbeid

26 Jan 2020, 20:53

Diverse ministers die in de afgelopen vijftig jaren de scepter hebben gezwaaid op het ministerie van Arbeid.
Het ministerie van Arbeid mag op 27 januari 1970 officieel zijn ingesteld, maar het arbeidsbestel in Suriname dateert al vanaf de periode rondom de afschaffing van de slavernij in 1863. Toen zou volgens de kolonisator het tijdperk van de vrije arbeid zijn ingeluid. Arbeid als productiemiddel is ook na de afschaffing een noodzakelijkheid geweest voor de kolonisator om de lakens te mogen uitdelen. Dit is het geval geweest lang na de afschaffing van de slavernij. De arbeidsconstructies die de kolonisator heeft bedacht getuigde van vernuft. 

Exploitatie van Suriname is de absolute drijfveer geweest voor de kolonisator en hiervoor zou de ‘vrije arbeid’ worden gemobiliseerd. In elk geval zou het einde van het slaventijdperk niet betekenen dat uitbuiting van werkenden tot het verleden zou behoren. De politieke strategie van de overheerser na afschaffing van de slavernij was daarom gericht op het ontwikkelen van een nieuw instrument dat de plaats zou moeten innemen van de oude zweep waarmee de slaven letterlijk hardhandig werden aangespoord om te arbeiden. 

Het nieuwe instrument dat de kolonisator toen heeft ontwikkeld om toch nog grip te hebben op de werkende klasse is het arbeidsrecht. Hiermee had de kolonisator een ‘moderne zweep’ gevonden waarmee werklieden stevig onder het juk gehouden konden worden. Vanuit deze motivatie werd het arbeidsrecht in ons land ontwikkeld, wat decennialang de rode draad zou zijn geweest voor de arbeidsverhoudingen. 

Het Surinaams Burgerlijk Wetboek dat meteen na de afschaffing van de slavernij op 1 mei 1869 in werking trad, had al de fundering gelegd voor de eerste kapitalistische arbeidsrechtelijke regels. Zo kan genoemd worden bepalingen handelende over de huur en verhuur van werklieden. Arbeid was na afschaffing van de slavernij een handelswaar geworden die men kon verhuren tot 1943 toen de wet op de Arbeidsovereenkomsten in werking trad. In 1947 werd deze wet herzien. Dit kwam erop neer dat in theoretisch opzicht arbeid geen koopwaar meer zou zijn. De arbeidswetten van de jaren veertig werden min of meer overgenomen van het moederland. Dit is ook het moment geweest dat het begrip arbeidswetgeving als verzameling van de arbeidswetten werd geïntroduceerd. 

Vanaf de jaren veertig tot zelfs 4 decennia na de afhankelijkheid in 1975 is deze arbeidswetgeving de basis gebleven voor de arbeidsverhoudingen. Tijdens de jaren tachtig zijn middels decreten de eerste stappen gezet om het arbeidsrecht te herzien vanuit het concept van sociale gelijkheid en sociale rechtvaardigheid. Genoemd kunnen worden: Decreet Werkvergunning Vreemdelingen (1981); Decreet ontslagvergunning (1983); Decreet Arbeidsadviescollege (1984); Decreet bescherming Werknemersvertegenwoordigers (1984). Hiermee is de aanzet gegeven om de arbeidswetgeving te dekoloniseren. Na de militaire periode (1987) is dit proces stopgezet. Hierna hebben opeenvolgende ministers van Arbeid wel het voornemen gehad om de arbeidswetgeving te moderniseren naar Surinaamse inzichten, doch ze misten de politieke ondersteuning. Pas in de regeerperiode 2015-2020 zou de modernisering van de arbeidswetgeving zijn beslag krijgen op basis van standaarden van de Internationale Arbeidsorganisatie, afgestemd op de behoeften en ontwikkelingen in ons land en in de regio. Met de modernisering is de rechtsverhouding tussen werkgever en werknemer ook aangescherpt. 

Met deze ontwikkeling is een nieuw tijdperk ingeluid in de geschiedenis van het arbeidsrecht in ons land, gezien het feit dat de beginselen van decent work voor het eerst hebben gegolden als rode draad van het recht. De waarborging van evenwichtige arbeidsverhoudingen lijkt hiermee voor de komende decennia te zijn gegarandeerd. In deze periode zijn meer dan 15 arbeidswetten aangenomen, zoals de Wet Arbeidsbescherming Gezin (2019) die garantie geeft op doorbetaald zwangerschaps- en bevallingsverlof voor werkende vrouwen en op vaderschapsverlof voor mannen. Op deze wet, die in de volksmond ook wel wordt genoemd 'Wet op Zwangerschaps/bevallingsverlof', is vooral waarop werkende vrouwen in de private sector decennialang op hebben gewacht. Ook kan genoemd worden de ‘Wet ter beschikking Stellen Arbeidskrachten door Intermediairs’ (2016) die een einde heeft gemaakt aan het uitbuiten van uitzendkrachten. Voorts heeft de ‘Wet Omzetting Arbeidsovereenkomst Bepaalde tijd in Onbepaalde tijd’ (2018) contractarbeid aan banden gelegd. De ‘Wet Kinderen en Jeugdige Personen’ (2018) heeft de minimumleeftijd van personen die wensen te werken vastgesteld op 16 jaar in plaats van 14 jaar. 

Vooruitlopend op modernisering van de Arbeidswetgeving in de periode 2015-2020 introduceerde de regering in 2014 al het Sociaal Zekerheidsstelsel dat een aansluitend geheel is van sociale zekerheden voor de arbeidende klasse en hun gezinnen. Zo werd onder andere het minimumloon ingesteld nadat vier decennialang de werkende klasse om smeekte. Intussen is deze wet geëvalueerd met de sociale partners en herzien. In die periode is ook de snelrechtprocedure geïntroduceerd voor arbeidsovertredingen waardoor arbeidsovertreders binnen enkele weken zich dienen te verantwoorden voor de rechter. Hiermee kwam er een einde aan een heel lange periode waarbij arbeidsovertreders ongestraft vrij konden gaan. Met deze ontwikkelingen lijkt het erop dat eindelijk een solide basis is gelegd voor de werkende mens.  

Imro L. Smith

U kunt het gehele artikel hier downloaden. 
pdf-icon.gif 50_jaar_ministerie_van_Arbeid_.pdf    

Advertentie

Tuesday 23 April
Monday 22 April
Sunday 21 April